De zomervakantie staat voor de deur en dat betekent dat veel werknemers op vakantie willen. Om planningsmissers, oplopende werkdruk en irritaties te voorkomen, is het belangrijk dat zowel werkgever als werknemer de regels bij vakantie kennen. Over niet al te lange tijd is het weer zomer en dat betekent dat veel werknemers op vakantie willen. Voor werknemers met schoolgaande kinderen is dat vaak ook een van de weinige mogelijkheden om voor wat langere tijd ertussenuit te gaan. Zij zijn immers gebonden aan de schoolvakanties. De werkgever moet ervoor zorgen dat de vakanties zo gepland worden dat degenen die achterblijven, er niet te veel last van hebben dat hun collega’s er niet zijn. Dat betekent dat hij op tijd aandacht moet besteden aan de vakantieplanning en duidelijke afspraken met de werknemers moet maken.
Werkgever mag vakantieverzoek niet zomaar afkeuren
De hoofdregel is dat een werknemer zelf bepaalt wanneer hij zijn vakantiedagen opneemt. Hij dient daarvoor een vakantieaanvraag in bij zijn leidinggevende of de werkgever, waarop hij binnen twee weken een reactie moet ontvangen. Als die reactie uitblijft, heeft de werknemer daarmee automatisch een stilzwijgend akkoord voor zijn vakantieaanvraag. Een vakantieaanvraag van drie of vier weken weigeren vanwege roosterproblemen is niet toegestaan. Alleen bij een zwaarwegend bedrijfsbelang mag de werkgever een vakantieverzoek afkeuren. Dit is bijvoorbeeld het geval als de onderneming failliet zou gaan als de aanvraag goedgekeurd wordt.
Verzoek tot vakantie van aaneengesloten weken
Soms staat in een cao of arbeidsovereenkomst dat een werknemer niet meer dan een bepaald aantal weken aaneengesloten vakantie mag opnemen. Dat kan verband houden met de continuïteit van de bedrijfsvoering. Vindt de werkgever een verzoek voor een lange vakantie onredelijk, dan mag hij bezwaar maken als hij daar gewichtige redenen voor heeft. Volgens de wet (BW 7:638) heeft elke werknemer per jaar minimaal recht op twee keer één week of twee aaneengesloten weken vakantie.