Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) moeten het sinds dit jaar stellen zonder de doelmatigheidsmarge voor hun gebruikelijk loon. Het gebruikelijk loon van een dga mag je vanaf 2023 niet meer vaststellen op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Je moet het gebruikelijk loon dan vaststellen op 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De doelmatigheidsmarge van 25% is vervallen per 2023.
Met de nieuwe regeling moet een dga in de loonaangifte een salaris opgeven dat gebruikelijk is voor hun werkzaamheden. Het gebruikelijk loon is het hoogste han de volgende bedragen:
100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (dus iemand zonder aanmerkelijk belang). (Tot en met 2022 was dit 75%);
het loon van de meestverdienende werknemer van de vennootschap of van een verbonden vennootschap;
een minimumbedrag. Voor 2023 is dit € 51.000 (in 2022 was dit € 48.000).
Hoger salaris, meer belasting
Tot dit jaar mochten dga’s nog op 75% van het loon van iemand in de meest vergelijkbare dienstbetrekking gaan zitten. Die ‘korting’ van 25% was de doelmatigheidsmarge. Maar met ingang van 2023 is er een streep gezet door die marge. Voor dga’s die de doelmatigheidsmarge gebruikten, betekent dit dat zij een hoger salaris moeten hanteren voor de loonaangifte en dus meer belasting betalen. Per saldo verwacht de overheid hierdoor dit jaar ruim € 900 miljoen aan extra inkomsten.
Naast het directe effect voor dga’s die de doelmatigheidsmarge gebruiken, kan het verdwijnen van de marge ook gevolgen hebben voor andere dga’s. Dit omdat het gebruikelijk loon het hoogste moet zijn van drie bedragen. Als 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking hoger is dan het loon van de meestverdienende werknemer, zal het gebruikelijk loon omhoog moeten.
Belastingdienst
De bewijslast dat het salaris inderdaad gebruikelijk is, ligt in principe bij de dga. Adviseurs verwachten dit jaar flink wat discussies met de Belastingdienst over het gebruikelijk loon. Het ligt voor de hand dat de fiscus in veel gevallen van mening zal zijn dat het gebruikelijk loon omhoog moet. Om dat te weerleggen zal de dga van goeden huize moeten komen. Want die moet dan onderbouwen dat 75% van het salaris uit een vergelijkbare dienstbetrekking ook dit jaar nog ‘gebruikelijk’ is.
Voor dga’s die eerder een vaststellingsovereenkomst (VSO) hebben gesloten met de Belastingdienst geldt overigens een apart regime. In zo’n VSO maken de belastingplichtige en de fiscus afspraken over bijvoorbeeld het aflossen van belastingschulden. Deze dga’s mogen de VSO zonder overleg met de inspecteur voortzetten, als zij maar 100% in plaats van 75% van het afgesproken salaris hanteren. Dit mag alleen als er verder geen belangrijke wijzigingen zijn in de situatie van de dga. Maar als er relevante wijzigingen zijn in de situatie die kunnen leiden tot een ander gebruikelijk loon, moet de dga daarvan uitgaan.